Het giftige spoor van fosfaat
Een onderzoek door Laurence Grun en Pierre Vanneste
voor Nuit Noire productie, verspreid door Tchak en Apache
voor Nuit Noire productie, verspreid door Tchak en Apache
Je vindt het in Coca-Cola, wasmiddelen, schoonmaakproducten, medicijnen, cosmetica, kledij, voedingsmiddelen, … maar vooral in kunstmeststof (90% van de productie). Waar hebben we het over? Fosfaat, dat verwerkt wordt tot fosforzuur.
Dit is een onderzoek naar de mijnbouw- en chemische industrie die zich al twee eeuwen lang verplaatsen naar en vestigen in de landen met de meest gunstige wetgeving en zo een spoor van vaak onomkeerbare vervuiling achterlaat.
Sinds haar ontstaan halverwege de negentiende eeuw in de Verenigde Staten en Europa heeft de fosfaatindustrie de landbouw wereldwijd getransformeerd. Bijna honderd jaar lang werden fosfaatmeststoffen gepromoot door ingenieurs, landbouwkundigen, wetenschappers en industriëlen. Na de Tweede Wereldoorlog raakte het gebruik ervan wijdverspreid. De Groene Revolutie was begonnen.
Maar achter dit landbouwmodel gaat een massale verontreiniging schuil van lucht, bodem en water met zware metalen en radioactieve elementen.
Terwijl de meest vervuilende fabrieken geleidelijk hun deuren sloten in België, Spanje en Frankrijk en daarbij hun afval achterlieten, zorgen ze met hun activiteiten nu voor vervuiling in Tunesië en Senegal.
Maar achter dit landbouwmodel gaat een massale verontreiniging schuil van lucht, bodem en water met zware metalen en radioactieve elementen.
Terwijl de meest vervuilende fabrieken geleidelijk hun deuren sloten in België, Spanje en Frankrijk en daarbij hun afval achterlieten, zorgen ze met hun activiteiten nu voor vervuiling in Tunesië en Senegal.


Fosfaatmijn van ICS-Indorama, waar de mijnsectie van Tobène wordt geëxploiteerd – Thiès (Senegal).
Van erts tot fosforzuur
Afspelen 11 min. - Video 6'22 min.
“Om meststoffen te produceren voor de export maken ze ons het boeren onmogelijk. Ze vernietigen de landbouw, vervuilen het water en de bodem”, zegt Demba Fall Diouf, voorzitter van het Réseau national des personnes affectées par les opérations minières (RNPAPOM).
In Senegal kunnen mijnbedrijven op bijna 10% van het grondgebied zoeken naar potentiële fosfaatmijnen . De boeren van het dorp Tobène, op ongeveer honderd kilometer van Dakar, hebben een symbolische grens gemarkeerd met kleine rode linten tussen hun velden en de nabijgelegen fosfaatmijn als protest tegen de inbeslagname van hun land. Achter het dorp breidt de groeve van de Industries Chimiques du Sénégal (ICS-Indorama) zich voortdurend uit. Zonder ophouden laden kranen fosfaatgesteente in kiepwagens.
Gevestigd in het hart van de landbouwregio Niayes strekt de mijnconcessie van ICS (sinds 2014 in Indonesische handen) zich uit over meer dan 300 vierkante kilometer. Sinds 1957 verhuisde de mijn al drie keer en slokte ze zo ongeveer twintig dorpen op. De meeste dorpen zijn verplaatst naar de buurt van de chemische fabriek van ICS in het kleine stadje Darou Khoudoss, een plek die ontstond door de uitbreiding van de mijnbouw.
Demba Fall Diouf (60) groeide op in Darou Khoudoss en heeft de verwoestende effecten van deze volksverhuizingen gezien. “Het zorgt voor ongerustheid bij gezinnen die alles verliezen.” Zonder eigendomsbewijzen worden de boeren enkel gecompenseerd voor hun gebouwen en gewassen. Ze ontvangen tussen de 5 en 20 miljoen CFA-frank (tussen 7.633 en 30.534 euro) om een nieuw leven op te bouwen. “Je krijgt een vergoeding, maar zonder toegang tot land”, betreurt Demba. “Boeren verliezen hun bron van inkomsten. Met hun velden verdienden ze 6 miljoen CFA-frank per jaar (9.160 euro).”
De boeren die door ICS worden aangenomen als arbeiders zullen meestal niet meer dan 1,5 miljoen CFA-frank (2.290 euro) per jaar verdienen. “Ze zeggen ons dat mijnbouw banen creëert, maar dat is niet waar. We verliezen meer banen dan we er bijkrijgen.”

“Alles verbrandde in minder dan dertig minuten”
Eenmaal gewonnen, wordt het fosfaat gewassen en vervolgens behandeld met zwavelzuur om fosforzuur te produceren, dat bestemd is voor de productie van meststoffen . Over een afstand van vijf kilometer rond de chemische fabriek doordringen gassen beladen met fluor, zwaveldioxide (SO2) en zwaveltrioxide (SO3) de lucht. “Hier wonen heeft gevolgen voor de gezondheid, dat weet iedereen. Er zouden geen huizen mogen staan binnen anderhalve kilometer van ICS”, vertelt – anoniem – een van de auteurs van de milieu-effectenstudie die in 2020 werd uitgevoerd door Environment Global Service.
Gaslekken en overschrijdingen van de normen komen vaak voor. In september 2018 werden driehonderd velden verwoest. “De gaswolk daalde neer op het land en verbrandde alles in minder dan dertig minuten. We hebben nooit een schadevergoeding van ICS gekregen”, zegt Moussa Touré, woordvoerder van de dorpsleider van Tobène. Volgens de inwoners komen deze gaslekken regelmatig voor, al is het ene gaslek erger dan het andere.
Op lange termijn zouden deze gassen astma, longinfecties, botfluorose en kanker veroorzaken. Er is echter geen epidemiologisch onderzoek dat de omvang van deze problemen meet of rechtstreeks kan koppelen aan de chemische activiteiten van de fabriek.
Bij zijn aankomst in 2014 merkte Moussa Gueye, de dierenarts van het arrondissement Méouane, onmiddellijk ernstige problemen op met longinfecties bij het vee in de omgeving. Blauwzucht wordt regelmatig aangetroffen bij de schapen en koeien. “In het slachthuis zien we de longinfecties. Er zijn brandwonden in de longblaasjes. Zoiets had ik nog nooit ergens anders gezien.” In 2019, bij een gaslek in Darou Khoudoss, werd hij zelf getroffen. “De lucht brandde in mijn ogen en neusgaten, het was ondraaglijk. Ik vroeg wat er aan de hand was en ze vertelden me dat er een gaslek was bij de fabriek.”
“”
[...] in 1987 vertelden ze ons dat het product niet giftig was, dat het net water was. Maar we ruiken de zuurte van het zeewater.
El Hadji Abdourahamane Kâ
Khondio (Senegal)

Flesje “fluosap” (H₂SiF₆), aangetroffen op het vervuilde strand van Khondio. Thiès (Senegal)
Fluosap in de zee
Om te voorkomen dat er te veel fluor in de atmosfeer terechtkomt, heeft ICS een systeem ingevoerd om waterstoffluoride (HF), een extreem schadelijk en corrosief gas, in vloeibare vorm op te vangen. Deze vloeistof wordt vervolgens zonder enige behandeling in de Atlantische Oceaan geloosd, op veertien kilometer van de fabriek. Niet minder dan 150.000 liter fluorwaterstofzuur, door de lokale bevolking omgedoopt tot “fluosap”, komt elke dag in de zee terecht nabij het dorp Khondio.
Het bedrijf heeft altijd beweerd dat deze vloeistof ongevaarlijk is. Niemand in de regio gelooft het. “Toen ze voor het eerst kwamen in 1987, vertelden ze ons dat het product niet giftig was, dat het net water was. Maar we ruiken de zuurte van het zeewater”, zegt El Hadji Abdourahamane Kâ, het dorpshoofd van Khondio.

Vrachtwagen met “fluosap” (H₂SiF₆), gedumpt in zee – Khondio (Senegal).
“”
Als er zware metalen [...] in het fluosap zitten, dan zitten er ook zware metalen in het fosfaatslib, in het fosforzuur en het fosforgips.
Albert Sarr
Mboro (Senegal)
In 2018, 34 jaar na de start van de lozing heeft een privélaboratorium in Senegal, Ceres-Locustox (Centre régional de recherches en écotoxicologie et sécurité environnementale), het “fluosap” geanalyseerd. De resultaten zijn alarmerend: de pH-waarde is 1,8 en de cadmium- en loodwaarde liggen respectievelijk vijfhonderd en zeventig keer boven de WHO-normen voor drinkwater. Die twee giftige metalen hopen zich op in levende organismen. De laboresultaten zijn nooit openbaar gemaakt. “Alles was klaar voor de publicatie. Maar we kregen instructies om het rapport niet te delen. Misschien waren de geldschieters bang hun vergunning te verliezen...”, zegt iemand die nauw betrokken was bij het opstellen van deze studie in opdracht van de ngo’s La Lumière en Osiwa.
Kan de Senegalese staat deze resultaten genegeerd hebben toen de voormalige minister van Milieu Abdou Karim Sall in juli 2019 een toxicologisch onderzoek eiste?
“Als deze producten giftig zijn, zullen we onmiddellijk ICS vragen te stoppen met het lozen ervan in zee”, verklaarde hij tegenover de pers. Anderhalf jaar later kondigde de minister aan dat ICS elders moest lozen om de “psychose” bij de inwoners van Khondio te kalmeren, terwijl hij bleef ontkennen dat het product schadelijk was.
Maar, “als er zware metalen en andere elementen in het fluosap zitten,” waarschuwt Albert Sarr, een gepensioneerde ingenieur van ICS, “betekent dit dat ze ook in grote hoeveelheden aanwezig zijn in het fosfaatslib, in het fosforzuur en in het fosforgips. Hetzelfde fosforgips dat hier, vlak achter Darou Khoudoss, wordt geloosd.”

Stortplaats van fosforgips aan de rand van de site van Industries Chimiques du Sénégal (ICS-Indorama). Darou-Khoudoss – Thiès (Senegal)
Vervuilde waterbronnen
Een ton fosforzuur genereert vijf ton fosforgips, vast chemisch afval beladen met zware metalen en radioactieve elementen, die beide van nature voorkomen in fosfaatgesteente.
De stortplaats voor fosforgips in Darou Khoudoss torent bijna 80 meter hoog uit boven de gemeente, op slechts 350 meter van de eerste woningen. Elk jaar hoopt zich daar drie miljoen ton fosforgips op. Na verloop van tijd verontreinigde deze stortplaats de grondwaterlaag. Restzuur en zware metalen sijpelden in de bodem. “ICS heeft ons verboden om water uit de putten te gebruiken, omdat het vervuild is. Maar dat is nooit op papier gezet”, vertelt een gemeenteraadslid van Darou Khoudoss. Vandaag zijn 30.000 mensen voor hun drinkwater afhankelijk van ICS.






“”
Er moeten studies worden uitgevoerd om te zien of deze groenten geschikt zijn voor consumptie.
Albert Sarr
Mboro (Senegal)
Groenten telen in vervuild slib
Om de spanningen over de onteigeningen door de uitbreiding van de mijnbouw te verzachten, staat ICS landbouwers toe om te telen in voormalige mijngroeves die zijn opgevuld met fosfaatslib. Narr Fall werkt in een van die opgevulde groeves. “Mijn grootvader woonde hier, in Medina Fall, voordat hij door de industrie werd verdreven. Sindsdien hebben we geen land meer. Het bedrijf staat ons toe om in de groeves, die ze niet meer nodig hebben, groenten te telen.”
Wat Narr en de 3.000 tot 4.000 groentetelers die actief zijn in de groeves niet weten, maar het bedrijf wél, is dat deze gronden vervuild zijn. In 2008 onthulde een studie, uitgevoerd door Cirad op verzoek van ICS, hoge concentraties cadmium, chroom, fluoride,... die “problemen kunnen opleveren voor de gewassen en de mensen die ze consumeren” . De studie bleef zonder vervolg. In een telefonisch gesprek verduidelijkt een van de auteurs, Claire Chevassus, hoe het zit: “Het is een politieke kwestie. ICS wordt grotendeels gefinancierd door Indische investeerders. De kunstmeststoffen worden naar India en de hele wereld geëxporteerd”. Zelfs al is het gezondheidsrisico “nooit wetenschappelijk is bewezen, [...] verdient de kwestie het om vandaag opnieuw te worden bekeken”, zegt Chevassus, omdat de landbouwers met gezondheidsproblemen te maken zouden kunnen krijgen.
In deze groeves hebben we zelf met een geigerteller, geleverd door de Franse ngo Criirad , een radioactieve straling gemeten die vijf tot zes keer hoger is dan de achtergrondstraling. Volgens ingenieur Albert Sarr “moeten er impactstudies worden uitgevoerd om te bepalen of deze groenten veilig zijn voor consumptie. Ze worden in het hele land verkocht. Mensen knijpen een oogje dicht omdat die teelt een zekere economische waarde vertegenwoordigt.”
Hoewel in Senegal weinig aandacht lijkt te worden besteed aan het fosfaatslib is het in de regio Gafsa in Tunesië een groot probleem.

Tunesië hangt vast aan fosfaat
Met 2,5 miljard ton beschikt Tunesië over de derde grootste fosfaatreserve ter wereld. Het merendeel bevindt zich in het centraal gelegen gouvernement Gafsa.
De grond kleurt er zwart door mijnbouwslib en -afval. “Bij de verwerking van fosfaten wordt het rijke deel behouden en het arme deel in de wadi's gegooid. Vandaag betalen we de prijs. Hectaren land zijn beschadigd door deze vervuilde en vervuilende modder”, zegt Nordine Arfa, voormalig ingenieur bij de Compagnie des Phosphates de Gafsa.
Verschillende studies en universitaire theses, waaronder die van Bilel Salhi , melden hoge aanwezigheid van zware metalen en fluoride die de bodem, vegetatie en watervoorraden in de regio vervuilen. Een derde van de vegetatie in het mijnbekken van Gafsa is al verdwenen, bedekt door 2,5 miljoen ton slib dat jaarlijks wordt geloosd door de acht wasinstallaties van de mijnsteden Redeyef, Moularès, Mdhilla en Metlaoui.
Sinds 1885 heeft de Compagnie des Phosphates de Gafsa het landschap, een gebied van 3.000 km², volledig herschapen. “Hier draait alles om fosfaat. Er zijn geen andere activiteiten. Als de industrie sluit, zullen de mensen moeten vertrekken. Maar over dertig, vijftig jaar zal er geen fosfaat meer zijn”, waarschuwt Ali Krimli. Als docent is hij een van de weinigen in de regio die publiekelijk over het onderwerp spreekt. Fosfaat is een zeer politiek onderwerp. Het wordt door de staat geëxploiteerd en is, samen met het toerisme, de belangrijkste economische inkomstenbron van het land en de enige werkgever in de regio. “Als het fosfaat op is, wat is dan de toekomst van de regio?”






De vissen zijn verdwenen
Verder naar het oosten, langs de Tunesische kust, huisvest de stad Gabès sinds 1972 een deel van de fabrieken van de Groupe Chimique Tunisien (GCT) , waar fosfaat wordt omgezet in fosforzuur en kunstmest.
De Golf van Gabès, ooit beroemd om zijn visrijke wateren en zijn oase, is er ernstig op achteruitgegaan. Elke dag wordt er 6.000 tot 12.500 ton fosforgips in de zee gedumpt. In veertig jaar tijd betekent dat 180 miljoen ton. Sallah Ouma El Wardi, afkomstig uit een vissersfamilie, beschrijft de rampzalige situatie sinds de komst van de GCT. “We gingen zwemmen vlak naast de fabriek. Hoewel er al stof, zwavel en uitstoot van de schoorstenen was, waren er nog steeds vissen en vegetatie. Langzaamaan raakte het zand bedolven onder lagen fosforgips. Nu is de zee zwart. Over meer dan drie kilometer is het gebied steriel geworden. De officiële cijfers zeggen dat we van 370 vissoorten naar ongeveer 50 zijn gegaan. Het is een ramp.”
Ondanks talrijke klachten over ademhalingsziekten, botproblemen, kankers en allergieën in de buurt van de fabriek, is er geen enkele studie uitgevoerd om die te bevestigen. “Vanaf het begin waren er gaslekken, we stikten bijna. In het ziekenhuis behandelden ze ons zonder certificaten af te geven”, vertelt Sallah Ouma El Wardi. Een onderzoek van ICE uit 2017 in Gabès wijst op het gebrek aan diepgaande studies maar ook op talrijke overschrijdingen van de normen voor zwaveldioxide, fijnstof, ammoniak, F-gassen, cadmium, fluor en kwik rondom de fabriek.
“”
Vroeger opereerden deze industrieën in Spanje, Frankrijk en België. Toen werden daar wetten aangenomen die hen voorschreven dat ze fosfaat moesten importeren dat al omgezet was in fosforzuur. Andere landen [...] zijn bereid die rekening te betalen.
Khayredinne Debaya
Gabès (Tunesië)

Tabaksblad aangetast door gassen van de chemische fabriek in Gabès (Tunesië)

Boer in zijn tabaksveld in de buurt van de chemische fabriek van Gabès. Oase van Chott Essalem – Gabès (Tunesië)
Bereid om de rekening te betalen
Moe van het wachten op antwoorden begint de lokale bevolking zich te organiseren. “We weten dat GCT verantwoordelijk is voor 80% van de vervuiling in Gabès, met lozingen van fosforgips in zee en de uitstoot van giftige gassen. Vandaag willen we die vervuiling niet alleen verplaatsen. We willen deze misdaad stoppen”, zegt Khayredinne Debaya, lid van Stop Pollution.
Sinds 2013 probeert dit collectief de politieke en mediatieke grenzen te verleggen. “We moeten een plan opstellen zodat Tunesië stopt met deze vervuilende activiteiten. Vroeger opereerden deze industrieën in Spanje, Frankrijk en België. Toen werden daar wetten aangenomen die hen voorschreven dat ze fosfaat moesten importeren dat al omgezet was in fosforzuur. Andere landen, zoals Marokko of Tunesië, zijn bereid die rekening te betalen. En aangezien er geen wet is die de invoer verbiedt van producten die niet voldoen aan de eigen normen, blijft deze hypocrisie bestaan.”

Locatie nr. 2 voor de lozing van fosforgips van chemieconcern Fertiberia. Huelva – Andalusië (Spanje)
De giftige erfenis van fosfaat
Afspelen 08 min. - Video 3'50 min.
In Spanje, in de arbeiderswijken van Huelva en Cartagena, blijft de herinnering aan de uitstoot door de fosforzuur- en zwavelzuurproductie in het collectief geheugen gegrift. Decennialang werden beide steden bedekt door een gelige sluier.Toen hij in 1991 in Huelva aankwam, stopte de vervuiling nooit, herinnert Juan Manuel Buendia zich. “De lucht was nooit blauw. Mijn vrouw, die hier vandaan komt, merkte de geuren niet zoals ik. Het reukvermogen van de inwoners van Huelva is niet hetzelfde meer.
600 kilometer ten oosten van Huelva leefde Cartagena ook onder een giftige wolk . Sommige dagen werd de lucht ondraaglijk voor Louisa, een inwoner van de kleine arbeiderswijk Torreciega. “De rook was er altijd. We hadden allemaal moeite met ademhalen. Mijn mond en tong zwollen op. Wanneer mijn man niet in de fabriek moest werken, pakten we de auto en gingen we ergens heen waar we beter konden ademen.”
In de jaren 90 werd de vervuiling zo erg dat de overheid Zincsa en Potasas, de bedrijven die er zwavelzuur en fosforzuur produceerden, herhaaldelijk dwong om hun productie te verminderen of zelfs te stoppen. “Ik heb astma door de vervuiling. Ik ging naar Madrid voor behandeling. Daar hadden ze een hele verdieping van het ziekenhuis gewijd aan mensen uit Cartagena”, vertelt Pencho, een inwoner van de wijk Los Mateos, gelegen aan de rand van de Potasas-fabriek.

“”
Sinds het opdoeken van de industrie en door de vervuiling wil niemand hier nog investeren.
Téodosio Fernández
Cartagena (Spanje)
Zonder studies geen ziektes
Jarenlang werden verschillende studies over de gevolgen van vervuiling in Cartagena stilgehouden om de bevolking niet te verontrusten. Toch bleek uit deze studies “een toename van het sterftecijfer, het gebruik van gezondheidsdiensten, ademhalingsstoornissen en andere ziekten, evenals een verhoogde medicijnconsumptie”, schreef parlementslid Pedro Marset Campos in 2000 aan de Europese Commissie.
Toen in 1960 het toezicht op de luchtvervuiling begon, stonden de steden Huelva en Cartagena op de lijst van zeven meest vervuilde steden van Spanje. De fabrieken van Potasas (Cartagena) en Fertiberia (Huelva) werden direct verantwoordelijk gesteld. In Cartagena “is de situatie sinds 1996 voortdurend verslechterd en bereikte in 1999 recordniveaus van vervuiling”, verklaarde het parlementslid. In 2001 wees het ministerie van Milieu Cartagena aan als “de meest vervuilde stad van Spanje”. Enkele maanden later sloot de Potasas-fabriek, en in 2008 volgde ook die van Zincsa.

Omheining rond de voormalige zwavelzuurfabriek van Zincsa. Cartagena – Murcia (Spanje)
Na de fabrieken de vervuilde bodems
De dag dat de productie stopte, omdat die minder winstgevend werd en onderworpen aan strengere wetgeving, stortte de arbeiderswijk Torreciega in Cartagena in. Voormalig vakbondsafgevaardigde Pedro Gálvez zal die periode nooit uit zijn geheugen kunnen wissen: “5.000 banen verdwenen in anderhalf jaar. De mensen hadden veel liever doorgewerkt, zelfs als dat betekende dat ze die vuiligheid moesten blijven inademen. Het was heel zwaar. Er waren zelfmoorden, veel stress. Alles stortte in als een kaartenhuis.”

Afval uit de productie van fosforzuur op de voormalige chemische site van Potasas. Cartagena – Murcia (Spanje)

Pencho, inwoner van Los Mateos. Een wijk op een paar honderd meter van het terrein van de voormalige Potasas-fabriek. Cartagena – Murcia (Spanje)
Een voor een werden de gebouwen en productie-eenheden ontmanteld. Hoewel de fabrieken en hun schoorstenen, symbolen van de vroegere vervuiling, zijn verdwenen, blijft de bodem vervuild door industrieel afval. De wijk Torreciega, nu omringd door braakliggend terrein vervuild met zware metalen en radioactieve stoffen, trekt niemand meer aan. “Sinds het opdoeken van de industrie en door de vervuiling wil niemand hier nog investeren”, zegt Téodosio Romero Fernández. “We zullen dit land nooit kunnen terugwinnen. De vervuiling is diep doorgedrongen. De hele ondergrond is vervuild,” voegt Pedro toe.
De wijken Los Mateos en Torreciega, gelegen aan de rand van de voormalige industriële locaties, zijn het meest blootgesteld aan vervuiling. Honderd hectare land vervuild door fosforgips en zwavelzuurafzettingen. Met de wind verspreiden stofdeeltjes met uranium, thorium, arseen, cadmium, kwik, lood of zink zich naar de woningen. “De stad heeft de verantwoordelijken niet eens gevraagd om de vervuiling op te ruimen. Geen boetes. Niets. Ze zijn gewoon vertrokken”, klagen Maria en Pencho, bewoners van Los Mateos. Geleidelijk zijn kankers prominenter geworden. Velen houden de verlaten stortplaatsen van fosforgips, die aan de wind zijn blootgesteld, hiervoor deels verantwoordelijk.
Fosforgips van de Fertiberia groep. Huelva – Andalusië (Spanje)
“We weten dat fosforgips slecht is voor onze gezondheid”
Aan de rand van de stad Huelva stortte chemiebedrijf Fertiberi tussen 1967 en 2010 120 miljoen ton fosforgips. De stortplaats is dertig meter hoog en beslaat twaalf vierkante kilometer, een groter oppervlak dan de stad zelf. Op winderige dagen bedekt het witte stof van de afvalbergen auto's, bomen en straten.
In de wijken Perez Cubillas en Los Rosales, dicht bij de stortplaats, komen gevallen van kanker vaak voor. Achter de toonbank van zijn winkel vertelt een handelaar uit Perez Cubillas dat zijn vader, moeder en broer allemaal aan kanker zijn overleden. “Er is geen wetenschappelijk rapport dat het verband aantoont, maar we weten dat fosforgips slecht is voor de gezondheid.” Joaquín Gómez, een andere inwoner van de wijk, onderging een borstamputatie aan de linkerkant nadat bij hem borstkanker was vastgesteld, een zeldzame ziekte bij mannen. Zijn buurvrouw lijdt aan dezelfde ziekte. Een andere buurvrouw zag haar ouders sterven aan long- en vaginakanker. Beiden werkten bij Fertiberia. “Op televisie hebben groeperingen en artsen getuigd over het verband tussen ziektes en de resten van fosforgips. Onderzoekers hebben de giftigheid voor de menselijke gezondheid aangetoond. Maar de autoriteiten bevestigen niets.”
Het duurde meer dan tien jaar voordat men in Huelva begon te spreken. Paco Garcia, nu lid van Ecologistas en Acción, was een van de eersten die de aandacht vestigde op de radioactiviteit van fosforgips. “Zoals velen dacht ik dat het zoutmoerassen waren. In werkelijkheid woonde ik vijfhonderd meter van de stortplaats van Fertiberia. Mijn broer had een apparaat om radioactiviteit te meten en we waren geschokt door de gemeten niveaus. Toen we de autoriteiten probeerden te waarschuwen, weigerden ze te luisteren en werden de resultaten begraven.”

Stortplaats van fosforgips van chemieconcern Fertiberia. Huelva – Andalusië (Spanje)

Vloeistof teruggewonnen uit de fosforgipsberg van chemieconcern Fertiberia. Huelva – Andalusië (Spanje)
In 2007, op verzoek van Greenpeace, Ecologistas en Acción en burgerbewegingen, analyseerde en bevestigde het Franse laboratorium van Criirad een sterke radioactieve aanwezigheid in het fosforgips (uranium 238 en 235, thorium 232, polonium 210, radon 222). Dit vormt een bedreiging voor de bevolking en het milieu voor honderdduizenden jaren. Volgens Criirad houdt een jaar lang negen minuten per dag op het fosforgips doorbrengen een aanzienlijk gezondheidsrisico in.
Deze studie werd betwist door de vakbond UGT, die beweerde dat “het werk van het Franse laboratorium werd uitgevoerd op basis van de beweringen van Greenpeace”. Volgens Luciano Gómez, secretaris-generaal van de FIA-UGT van Huelva, “is er geen risico voor de gezondheid van de burgers en geen ernstige schade aan het milieu”. Hij bekritiseerde het rapport omdat het de stad imagoschade bezorgde.
“Fertiberia heeft altijd de aanwezigheid van zware metalen en radioactieve elementen in het fosforgips ontkend en beweerde dat het onschadelijk was, terwijl ze wisten dat er uranium was,” benadrukt Paco Garcia. In 2010, na jaren van strijd, verbood het Spaanse Hooggerechtshof (Audiencia Nacional) de lozing van fosforgips.
Bekken met behandelingswater afkomstig van de productie van zwavelzuur op de voormalige site van Zincsa. Cartagena – Murcia (Spanje)
“”
Mijn broer stierf aan slokdarmkanker. [...] Er zijn momenteel ongeveer tien mensen met kanker in de buurt.
Téodosio Fernández
Cartagena (Spanje)
17% meer kankers
In Cartagena is de situatie niet veel anders. “In de buurt zijn ongeveer twintig mensen overleden aan kanker”, vertelt Téodosio Romero, voormalig werknemer van Zincsa en Potasas.
Over ziekte praten is niet altijd gemakkelijk geweest. Het duurde tot de sluiting van beide bedrijven in de jaren 2000 voordat de gezondheidsimpact werd erkend. “Er waren vermoedens, maar dit leidde tot conflicten met de werknemers die dit gebrek aan transparantie voedden. De angst om je baan te verliezen bevorderde het stilzwijgen”, zegt José Matías Peñas, een onderzoeker die al bijna tien jaar actief het schandaal van de bodemverontreiniging in de regio aan de kaak stelt.
Hij is niet de enige die de verontreiniging en de gevolgen ervan bestudeert. In 2017 identificeerden kinderarts Juan Antonio Ortega en zijn team van de milieugezondheidsafdeling van het universitair ziekenhuis La Arrixaca een “cluster” van verontreiniging door cadmium, arseen, lood, thorium en andere zware metalen, met kinderen die lijden aan de ziekte van Hodgkin. “Na analyse realiseerden ze zich dat deze kinderen werden blootgesteld aan de omgevingslucht vol zware metalen, maar ook radioactieve elementen”, zegt José Matías Peñas. “Bij contact met de slijmvliezen lossen deze deeltjes op en zo komen cadmium en andere elementen rechtstreeks in de bloedbaan.”
Bovendien hebben onderzoekers van het Nationaal Centrum voor Epidemiologie van het Carlos III Gezondheidsinstituut en geologen van het Geologisch en Mijnbouwinstituut van Spanje (IGME) een verhoogde kankersterfte aangetoond in gebieden die verontreinigd zijn met zware metalen, zoals Huelva en Cartagena. In een andere studie constateren onderzoekers dat “regio's die worden blootgesteld aan vervuiling door bepaalde soorten industriële installaties een kankermortaliteit hebben die ongeveer 17% hoger is dan die van regio's die dat niet worden” .
Al in 2007 maakten epidemiologen een Gemeentelijke Atlas van Kankersterfte in Spanje, waarin de verspreiding van kankers in industriële gebieden werd benadrukt. In de ogen van andere onderzoekers toont die atlas aan “dat omgevingsfactoren de distributiepatronen van bepaalde soorten kanker veel beter verklaren dan genetica of gewoonten” .

Vergiftigde dode vogel bij een van de verlaten bekkens. Cartagena - Murcia (Spanje)

Louisa, inwoner van de volkswijk Torreciega. Cartagena - Murcia (Spanje)
Afdekken en opschonen
Voor de sites in Huelva en Cartagena is er nog steeds geen saneringsplan. In Cartagena was de Potasas-locatie zelfs twintig jaar na de sluiting van de fabriek nog niet geregistreerd als vervuild. “Tegenwoordig ligt het werkelijke probleem in de sanering van de grond. Zware metalen en radioactieve deeltjes verdwijnen niet, ze accumuleren. Deze gebieden blijken onbewoonbaar te zijn voor mensen, fauna en flora. Het is bijvoorbeeld aangetoond dat in Huelva bepaalde diersoorten en plantensoorten die in de buurt van fosforgips leven mutaties vertonen die leiden tot misvormingen bij hun nakomelingen”, zegt José Matías Peñas.
Tot nu toe bestaat er geen echte oplossing voor het saneren van de sites, behalve ze tot verboden gebied verklaren en ze af te dekken met een isolerende laag en verschillende lagen zogenaamde “schone” grond. Tegelijk moeten de sites van nabij opgevolgd worden om de verspreiding van de verontreiniging te voorkomen.
Om zijn activiteiten in Spanje te behouden, importeert Fertiberia sinds 2012 fosforzuur rechtstreeks van Office chérifien du Phosphate (OCP) uit Marokko, waardoor het afvalprobleem naar de andere kant van de Middellandse Zee wordt verplaatst.

Hardémont, de vergeten stortplaats van fosforgips van de Prayon-fabriek. Engis – Wallonië (België)
De vergeten vervuiling
Afspelen 12 min. - Video 3'58 min.
De immense Hardémont-heuvel torent uit boven de gemeente Engis in de provincie Luik. Het is moeilijk voor te stellen dat de intussen begroeide heuvel in de jaren 80 helemaal wit was. Of dat hij in 1950 simpelweg nog niet bestond. Gelegen naast de huizen aan de Rue Nouvelle Route is deze heuvel niets anders dan een gigantisch stort van fosforgips, een stille en vergeten getuige van de historische activiteiten van de Prayon-groep, een van de wereldleiders in de fosfaatindustrie.
Nu bedekt met mos en struiken is de oorsprong van de heuvel in de loop der tijd vergeten geraakt. Behalve enkele buurtbewoners zoals Philippe Bodart en Michel Thomas van de lokale vereniging SOS Pays Mosan, herinnert schijnbaar niemand zich nog dat miljoenen ton van dit afval, met daarin zware metalen en radioactieve elementen, hier zijn gestort. “Toen ik kind was, kon je het van ver zien. Het was helemaal wit. Het leek wel sneeuw op een berg”, herinnert een van de twee inwoners van Engis zich

Toxisch afval ongecontroleerd gestort
In Wallonië zijn er bijna geen administratieve sporen meer te vinden van deze stortplaats. Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) volgt de radioactiviteit opvolgt van de stortplaats, die als een “radonrisicozone” is geclassificeerd. Het stort wordt wel gemonitord door de Prayon-groep, maar het FANC beheert geen andere mogelijke risico's.
In theorie is het Waalse Departement Leefmilieu en Water verantwoordelijk voor het toezicht op afval en chemische verontreiniging (cadmium, arsenicum, lood, …), maar niemand heeft er ooit gehoord van deze stortplaats: “We hebben geen resultaten en/of informatie over de aanwezigheid van een oude stortplaats of afvalopslag. De Afdeling Bodemsanering heeft ook per e-mail bevestigd dat ze geen gegevens heeft.”
De Waalse minister van Gezondheid en Milieu Yves Coppieters (Les Engagés) heeft zelf bevestigd dat de Waalse administratie geen technische gegevens heeft over de stortplaats van Hardémont .
Ook de gemeente beschikt niet over informatie. “Het is dat u me vertelde waar het stort was, anders had ik er niet aan gedacht. Vandaag is het een bosgebied”, zegt Serge Manzato (PS), burgemeester van Engis, die zelf tien jaar na het einde van de exploitatie van de stortplaats (in 1983) in de gemeente kwam wonen.
Prayon beweert dat de Hardémont-stortplaats “bekend is bij de autoriteiten” en dat er “geen vervuiling van bodem en water door deze stortplaats is”. Toch kan het bedrijf niet zeggen hoeveel miljoen ton afval er ligt, wie het chemisch toezicht (op zware metalen, fluoride, zuurgraad) uitvoert of hoe dat wordt gedaan. Toch bestaan er risico's op vervuiling. Overal waar fosforgips is gestort, worden het grondwater en de bodem aangetast.

Afvoersysteem op de stortplaats van Tessenderlo Chemie. Vlaanderen (België)

Jacky Bonnemains, oprichter van de milieubeweging Robin des Bois, betreedt een stortplaats van fosforgips. Havre – Normandië (Frankrijk)

Op de Veldhoven-stortplaats van Tessenderlo Chemie geeft de geigerteller stralingsniveaus aan die zestien keer hoger zijn dan de achtergrondstraling (1,67µSv/h). Vlaanderen (België)
Vier tot vijf ton afval per ton fosforzuur
Dat de fosfaatindustrie aan het einde van de negentiende eeuw een sleutelindustrie werd in België en Frankrijk is weinig bekend. De eerste Belgische fabriek werd in 1890 opgericht in Engis onder de naam Société anonyme des produits chimiques d'Engis, wat later Prayon werd.
Om te voldoen aan milieu- en gezondheidsvereisten, begonnen de metallurgie en staalindustrie hun zwavelhoudende rookgassen om te zetten in zwavelzuur. Dit zuur werd al snel gebruikt om zowel beenderen uit slachthuizen als fosfaaterts te behandelen, wat leidde tot de creatie van fosforzuur (P2O5) en de eerste chemische meststoffen, de “superfosfaten”.
Dertig jaar later begonnen drie andere bedrijven met de productie van fosforzuur in Vlaanderen: Tessenderlo Chemie (1920), Établissements Kuhlmann – Rhône-Poulenc (1925) en Union Chimique Belge (1928). In de jaren 1960 opende de Duitse groep BASF een fabriek in Antwerpen (1967), terwijl Prayon zijn activiteiten uitbreidde naar Puurs (1963), langs de Rupel. Al deze bedrijven importeerden fosfaat uit Marokko, Tunesië, de Verenigde Staten (Florida), Zuid-Afrika, Rusland of Oeganda.
Naarmate deze industrie zich ontwikkelde en de lucht verzadigde met giftige rook, stapelde ook het afval zich op. Voor elke ton geproduceerd fosforzuur werd vier tot vijf ton fosforgips gegenereerd. In België werd zo in iets meer dan een eeuw niet minder dan 70 miljoen ton fosforgips gedumpt in oude steengroeven, bosgebieden of waterlopen. Volgens het Studiecentrum voor Kernenergie werd 46 miljoen ton gedumpt in Vlaanderen, waarvan 10 miljoen in de Schelde . In Wallonië zijn er geen gegevens over de locatie van de dumping. En dat is zorgwekkend, aangezien Prayon, het enige actieve bedrijf in de Waalse regio, naar schatting 20 tot 30 miljoen ton afval heeft geproduceerd.

Sorteercentrum voor vervuilde grond van de DEME-groep voordat het wordt opgeslagen op de stortplaats van fosforgips in Zelzate. Vlaanderen (België)

Bord dat de doorgang van een zuurwaterleiding aangeeft nabij het fosforgipsstort. Anneville-Ambourville – Normandië (Frankrijk)
“”
Wat onzichtbaar was, werd zichtbaar. [...] Het begon de mensen te verontrusten.
Jacky Bonnemains
Le Havre (Frankrijk)
Bewustwording
In Frankrijk is de situatie niet beter. Tot 1983 loosde Rhône-Poulenc zijn fosforgips in de Baai van de Seine, waardoor een enorme onderzeese stortplaats ontstond.
De zee, historisch gezien wel vaker de uitweg om van industrieel afval af te geraken, maakte het mogelijk om de dumping aan het oog van de bevolking te onttrekken. “De fosfaatmeststoffenfabriek in Rogerville-Le Havre loosde miljoenen tonnen fosforgips in de monding van de Seine via een dertien kilometer lange pijpleiding. Daarnaast werd dagelijks afval aangevoerd per binnenschip vanuit fabrieken in Rouen”, herinnert Jacky Bonnemains zich, een voormalige Greenpeace-activist en oprichter van de vereniging Robin des Bois, bekend om haar vele rapporten over vervuiling.
In de jaren 80 sloot Jacky zich aan bij vissers die het visbestand zagen krimpen en daarom pleitten voor een verbod op het lozen van fosforgips in zee. In 1983 kregen ze gelijk. Gedwongen om het fosforgips op land op te slaan, konden de bedrijven het afval niet langer verbergen. “Wat onzichtbaar was, werd zichtbaar. Naarmate de stortplaatsen op land groeiden, werden we ons ervan bewust hoeveel afval eerder gedumpt moet zijn in de Baai van de Seine.”
De omwonenden, gealarmeerd door openbare onderzoeken en besluiten van de prefectuur, ontdekten vervolgens dat dit afval gevaarlijke stoffen bevatte zoals cadmium, arseen, koper en radium, schadelijk voor zowel de gezondheid als het milieu. Deze stoffen blijven tientallen, zelfs honderden jaren giftig. Uranium-238 heeft zelfs een halfwaardetijd van 4,51 miljard jaar. “Het begon door te dringen bij de mensen. Zeker toen studies de besmetting van mosselen en garnalen met radioactieve elementen onthulden.”

Frank Van Houtte, inwoner van de Rupelstreek, voor de bomen die een fosforgipsstort van Prayon Puurs verbergen. Vlaanderen (België)

Vegetatie bedekt een fosforgipsstort van Prayon Puurs. Vlaanderen (België)
Twaalf jaar strijd in de Rupelstreek
In 1971 richtten omwonenden en milieuactivisten de Actiegroep Leefmilieu Rupelstreek (ALR), een vereniging die streefde naar een verbod op lozingen door de fosforfabriek Prayon Puurs in de provincie Antwerpen. “Het gebied was economisch verwoest door het faillissement van de steenbakkerijen. De autoriteiten lanceerden toen een plan om Rupel om te vormen tot een stortplaats, waarbij ze vergaten dat er mensen woonden. Allerlei soorten afval werden er gestort: van huishoudelijk afval tot asbest, en ook fosforgips”, zegt Eddy Stuer, een vooraanstaand figuur binnen ALR .
In de hele regio werden verlaten kleigroeves opgevuld met afval. In bijna dertig jaar tijd dumpte Prayon er meer dan tien miljoen ton fosforgips. Van de tien stortplaatsen stonden er slechts twee officieel onder hun verantwoordelijkheid. Voor de andere, “kunnen we aannemen dat het fosforgips afkomstig is van Prayon, maar deze terreinen waren nooit Prayons eigendom”, legt Boris Dehandschutter van het FANC uit.
Protesten, blokkades, hongerstakingen: alle middelen waren goed om de autoriteiten tot actie te dwingen. Koning Boudewijn bezocht Rupel in 1981 om zich over de situatie te informeren. Destijds was de wetgeving over afval schaars tot onbestaand. Onder druk van ALR nam Vlaanderen in 1981 een afvaldecreet aan en werd de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) gecreëerd, die verantwoordelijk werd voor het afvalbeheer en de bodemsanering.

Monument van ALR tegen vergetelheid, met daarop alle stortplaatsen van fosforgips van Prayon. Rupel – Vlaanderen (België)
Na twaalf jaar strijd verkreeg ALR van de Vlaamse Regering een moratorium op stortplaatsen in de Rupelstreek. De milieubeweging richtte op 15 mei 1983 een monument tegen vergetelheid op, nabij de rivier: een rode pijl wijst naar de grond, ondersteund door een betonnen sokkel die de stortplaatsen markeert. “We wilden herinneren aan de wantoestanden in de regio en waarschuwen voor het afval in de bodem. We kozen ervoor om de waterstofcode te gebruiken, zodat andere volkeren zelfs over miljoenen jaren weten waar de giftige stortplaatsen zich bevinden”, vertelt Eddy Stuer.
Na het verbod op de lozing van fosforgips sloot Prayon de productie van fosforzuur in Vlaanderen en verplaatste zijn activiteiten naar Marokko, naar de site van zijn grootste aandeelhouder (54,05%), het Office Chérifien des Phosphates (OCP) . Dat bedrijf heeft als tweede aandeelhouder … het investeringsfonds van de Waalse overheid, de Société Régionale d’Investissement de Wallonie (45,95%) .

Dokter Frans Vanacoleyen bekijkt de rapporten over de vervuiling door Rhône-Poulenc, opgesteld door Geneeskunde voor het Volk Zelzate in 1982. Vlaanderen (België)
“”
De vervuiling is in de grond gesijpeld en heeft het grondwater van de gemeente verontreinigd.
Frans Vanacoleyen
Vlaanderen (België)

Zware metalen uit het door Terranova gedraineerde water afkomstig van het fosforgips (1925-2009) van Rhône-Poulenc. Zelzate – Vlaanderen (BE)
Niet betalen voor de sanering
Geconfronteerd met milieuschandalen en strengere milieuregels sloten de meeste West-Europese productieafdelingen voor fosforzuur de deuren in de jaren 90 en 2000. Zonder vergunningen om fosforgips te storten kan de fosfaatindustrie niet overleven.
Sommige bedrijven slagen erin om niet te moeten betalen voor de sanering van de historische vervuiling. Dit was het geval in Zelzate, in de Gentse kanaalzone. In 2009 ging Nifelos (voorheen Rhône-Poulenc) failliet. OVAM ontdekte dat de dijken van het fosforgipsstort dreigden te bezwijken, wat zou kunnen leiden tot een lek van 400.000 m³ zuur water. “We hebben nog nooit een Seveso-fabriek in zo'n rampzalige staat gezien”, verklaarde Ovam in 2010 . Om een ecologische en gezondheidsramp te vermijden, werden dringend werkzaamheden uitgevoerd.
Maar er was nog meer aan de hand. “De vervuiling is in de grond gesijpeld en heeft het grondwater van de gemeente vervuild. Er zit lood, cadmium, fosfaten, … in. Grondwater oppompen om te drinken of groenten te verbouwen is simpelweg onmogelijk en wordt ten zeerste afgeraden omdat het te giftig is”, zegt Frans Vanacoleyen, voormalig huisarts in Zelzate. Deze situatie werd nochtans al sinds de jaren 80 aan de kaak gesteld, maar de autoriteiten keken de andere kant op.

Westelijke helling van het fosforgipsstort van Rhône Poulenc, afgesloten door Terranova. Zelzate – Vlaanderen (België)
In 2010, op verzoek van OVAM, verwierf Terranova, een joint venture van baggerbedrijven DEME, Aertessen en Jan De Nul, het stort voor een symbolische prijs om het te saneren, in ruil voor een vergunning van het bestaande stort. Het consortium deed er zeven jaar over om de twintig miljoen ton fosforgips af te dekken met een laag bentoniet , twee lagen geotextiel, en anderhalve meter grond en gras. De kost van deze “hersteloperatie”: 28 miljoen euro. De operatie werd rendabel gemaakt door met subsidies van de Vlaamse overheid 55.000 zonnepanelen op de afgedekte berg te plaatsen. Tot vandaag wordt het regenwater afgevoerd om er de giftige stoffen uit te halen. Op de vijftig meter hoge flanken van de stortplaats grazen schapen en wekken zo de illusie van een herstelde “groene” zone.
“Het beheer van deze afvalberg is een schandaal”, benadrukt dokter Frans Vanacoleyen. “Zij die schade hebben geleden kregen geen enkele compensatie, terwijl de verantwoordelijken voor deze ramp nooit zijn vervolgd. De twee grootste baggerbedrijven van België, Jan De Nul en DEME, profiteren van dit afval. De fosforgipsberg is hen overgedragen voor 2 euro, en zij hebben er een zonnepark geïnstalleerd. Dat is goed voor de productie van hernieuwbare energie, maar het werd gerealiseerd met enorme subsidies, 4,2 miljoen euro per jaar, en ook energiecertificaten en gunstige leningen.”
Het nog steeds gebruikte fosforgipsstort van de Prayon-fabriek. Engis – Wallonië (België)
Herinnering levend houden
Veel fosfaatbedrijven zijn intussen failliet. Andere, zoals Prayon, dat nog steeds actief is in België, rekenen erop dat hun giftige erfenis na verloop van tijd in de vergetelheid zal geraken. “Ze stoppen giftig afval in de grond, herbebossen de plek om er een natuurlijk uiterlijk aan te geven en laten mensen geloven dat alles mooi en beschermd is, terwijl dat niet het geval is”, zegt buurtbewoner Frank Van Houtte, lid van ALR .
Onzichtbare giftige stoffen sijpelen in de bodem en vervuilen het grondwater. Voor Dominique Kiekens, politicoloog van UAntwerpen en lid van ALR, “is het probleem met deze vervuiling dat mensen opzettelijk werd wijsgemaakt dat er eigenlijk geen probleem was. Dit heeft een bevolking gecreëerd die zeer tolerant is tegenover deze vervuiling en dat ze er dagelijks aan wordt blootgesteld.”
Omgevormd tot parken of groene ruimtes, verborgen onder industrie- of woongebieden, wordt dit afval onzichtbaar gemaakt, wat bijdraagt aan een collectieve ontkenning van het probleem. “We moeten de herinnering aan dit chemisch afval nog 2.500 tot 3.000 jaar doorgeven. Het grootste gevaar van deze afvalbergen is dat ze vergeten worden. Dat is waarover de overheidsdiensten en de verantwoordelijken van dit afval dromen”, benadrukt Jacky Bonnemains, oprichter van de vereniging Robin des Bois.

Fosforgipsstort in het Engihoul-bos. Engis – Wallonië (België)
Een bloeiende industrie
In Engis weet niemand hoeveel ton fosforgips tussen 1950 en 1985 op het Hardémont-stort is opgeslagen of wat er met de tussen 1890 en 1950 geproduceerde afvalstoffen is gebeurd. Prayon benadrukt liever zijn belangrijke milieuprestaties in België in plaats van verantwoording af te leggen over zijn verleden.
Vandaag specialiseert Prayon in Engis zich in de productie van gezuiverd fosforzuur voor elektronica en de voedingssector. Hiervoor gebruikt Prayon magma-erts (4 tot 12% van de wereldwijde afzettingen) dat bekendstaat als minder vervuilend . Deze heroriëntatie stelt het bedrijf in staat om 70-80% van zijn fosforgips door te verkopen aan cementbedrijf Knauf, dat het gebruikt voor de productie van gips. De resterende 20-30%, 150.000 ton per jaar, is nog steeds te vervuild en wordt gestort in het Engihoul-bos. Deze stortplaats is wel bekend en wordt opgevolgd door de autoriteiten.
Onder die nieuwe witte berg van vijf miljoen ton fosforgips ontbreekt niettemin een systeem voor bodembescherming, aangezien de autoriteiten dat overbodig achtten. Tussen 2020 en 2022 werden veertien overschrijdingen van de in de vergunning vastgestelde normen voor grondwater waargenomen . Van welke aard die vervuiling is? Prayon is “niet in staat om” deze informatie te delen.
De communicatieafdeling, die onze interviewaanvraag afwees, verdedigt het milieubeleid van Prayon: “Ons gips is milieuvriendelijk, wordt grotendeels gevaloriseerd en de restanten worden veilig opgeslagen, in tegenstelling tot in andere, vervuilende landen zoals de VS of China. Een verhuis zou dus schadelijk zijn voor zowel het milieu als de werknemers”.
Wat Prayon niet vermeldt, is dat het in Vlaanderen sinds 1998 fosforzuur importeert dat in Marokko wordt verwerkt bij OCP, zijn grootste aandeelhouder, waar ook een deel van de productie-eenheden werd hervestigd. En, zoals de burgemeester van Engis, Serge Manzato, opmerkt: “in Marokko lozen ze het gips in zee”.

Landarbeider in een artisjokveld. San Bartolomé – Murcia (Spanje)
Buiten adem
Afspelen 12 min. - Video 3'58 min.
Fosfaatmeststof is slechts één type kunstmest dat veel wordt gebruikt door de landbouw, naast stikstof- en kaliummeststoffen. Terwijl de productie van kunstmest het land en de bewoners ervan vervuilt, draagt het gebruik ervan op velden bij aan de verspreiding van industriële vervuiling in het milieu. Micro-organismen worden aangetast, waterlichamen raken verontreinigd en het teveel aan stikstof en fosfaat in aquatische omgevingen leidt tot sterke groei van algen.
Spanje, de grootste producent van groenten en fruit in de Europese Unie, is een goed voorbeeld van dit verschijnsel. Sinds de jaren 60 is de landbouw in het zuiden van het land geïntensiveerd. Een groot deel van het gebied is nu bedekt met plastic serres. Onder deze folies worden paprika’s, tomaten, sla en aardbeien geteeld met een mengsel van stikstof- en fosfaatmeststoffen, de bekende “minerale meststoffen”
Terwijl deze stoffen aanvankelijk de groei van planten bevorderen en de opbrengsten verhogen, tasten ze op de lange termijn de bodemstructuur aan. De bodem verzuurt en zware metalen zoals cadmium en uranium hopen zich erin op, wat de microbiële activiteit vertraagt die essentieel is voor de vernieuwing van organisch materiaal.
Zich bewust van deze impact ondernemen sommige landbouwbedrijven actie. “Wij bezitten de grond niet, we huren die. Dat is beter voor ons, want na ongeveer tien jaar is de bodem als het ware uitgeput, ziek. Meststoffen zijn dan niet meer voldoende. We gaan dan op zoek naar andere grond”, vertelt de commercieel directeur van een bedrijf ons op weg naar de artisjokvelden.
Vandaag is 30% van de landbouwgrond in Spanje ernstig aangetast, oftewel 70.000 vierkante kilometer — twee keer de oppervlakte van België — onder andere door pesticiden en zware metalen. Op Europees niveau lopen ook Italië en Frankrijk achter, met respectievelijk 23% en 7% van de landbouwgrond die ernstig of zelfs zeer ernstig is aangetast. In totaal is 31% van de landbouwgrond in Europa verontreinigd met zware metalen en 52% met pesticiden .

Vergiftigde bodems
Hoewel de bronnen van de vervuiling van landbouwbodems met zware metalen talrijk zijn – atmosferische neerslag, zuiveringsslib, mest,… – is het merendeel van het cadmium dat zich in landbouwbodems ophoopt momenteel afkomstig van het gebruik van fosfaatmeststoffen (54 tot 58%).
Deze vaststelling, algemeen erkend binnen de wetenschappelijke gemeenschap, voedt grote zorgen over de toekomst van de bodems in Europa. Volgens de Europese Commissie “wordt elke lidstaat in meer of mindere mate geconfronteerd met de ophoping van cadmium die de houdbaarheid van de landbouwproductie op lange termijn bedreigt” .
Als er geen maatregelen worden genomen, voorspellen alle wiskundige modellen een toename van de cadmiumconcentraties. In de komende zestig tot honderd jaar bedreigt dergelijke toename de bodemfuncties en aquatische ecosystemen. Sommige onderzoekers gaan zelfs zo ver dat zij spreken van “vergiftiging van bodems en voedselgewassen” door dit toxische metaal .

Afval van serres, en mestzakken. Atochares – Andalusië (Spanje)
Een onderschatte achteruitgang
Op het veld is deze realiteit al duidelijk zichtbaar. José Garcia Cuevas, woordvoerder van de Andalusische Vakbond voor Landarbeiders (SOC-SAT), beschrijft de dramatische situatie in de regio. “De grond is niets anders dan een woestijn geworden. In sommige gevallen is de situatie onomkeerbaar. De bodem is zo zwaar behandeld met meststoffen en chemicaliën dat hij verwoest is”, zegt hij. “In Granada probeerden ze een gebied te herstellen dat verwoest was door serres, plastic en chemicaliën. Maar ze ontdekten al snel dat de bodem volledig vervuild was. Bijna de hele grond moest worden verwijderd.”
Te veel serres, monoculturen, meststoffen, pesticiden, te vaak ploegen... Sinds 1950 is het gehalte aan organisch materiaal in landbouwgrond gehalveerd. Dit verlies is des te zorgwekkender omdat het leidt tot het verdwijnen van ondergrondse fauna en het de regeneratiecapaciteit van de bodem ondermijnt. De bodem kan zijn functies niet meer vervullen, zoals de opslag en mineralisatie van koolstof (CO₂) of het vasthouden van water, waardoor het risico op erosie en droogte toeneemt. Bovendien houdt de bodem niet langer voedingsstoffen vast en sijpelen die stoffen door naar het grondwater, wat eutrofiëring (vermesting) veroorzaakt. Een fenomeen dat de aquatische ecosystemen bedreigt.
In tegenstelling tot de luchtkwaliteit bestaat er nog geen wereldwijd mechanisme om de staat van bodemdegradatie te beoordelen en te monitoren. Maar zelfs zonder wereldwijde gegevens schat het Europees Milieuagentschap (EEA) dat “bodemdegradatie niet goed wordt gemonitord, vaak verborgen blijft, maar wijdverspreid en divers is”.
Deze degradatie heeft directe gevolgen voor de vruchtbaarheid van de grond, de landbouwopbrengsten en de kwaliteit van voedsel. “In de afgelopen zeventig jaar is het gehalte aan mineralen en voedingsstoffen in bijna alle soorten voedsel met 10 tot 100% gedaald”, schrijft de Europese Commissie . Hierdoor zouden we twee tot vijf keer meer voedsel moeten consumeren om dezelfde hoeveelheid mineralen en sporenelementen binnen te krijgen als in 1940. Daarnaast zijn er gezondheidsrisico's verbonden aan blootstelling aan zware metalen, zoals cadmium en uranium, die door planten worden opgenomen.



Zware metalen in de voedselketen
Het gevaar van cadmium en uranium, twee zware metalen die bekendstaan om hun giftigheid, is goed gedocumenteerd. Zelfs in zeer kleine hoeveelheden kan de voortdurende opname ervan schade toebrengen aan de nieren, botten verzwakken en de ontwikkeling van kanker bevorderen.
Na bijna twintig jaar debat namen de lidstaten van de Europese Unie in 2019 eindelijk nieuwe regelgeving aan — van kracht sinds 2022 — om het cadmiumgehalte in meststoffen te beperken tot zestig milligram per kilo P₂O₅ (fosfaatmeststof). Hoewel deze grens een kleine vooruitgang betekent, wordt die nog steeds als onvoldoende beschouwd. Volgens risicobeoordelingen zou deze limiet verlaagd moeten worden tot veertig of zelfs twintig milligram, om ophoping van cadmium in landbouwbodems te voorkomen .
Deze drempels verlagen zou echter 50 tot 60% van de meststoffen die op de Europese markt worden geconsumeerd uitsluiten en de meeste import uit Marokko en Tunesië, die onder het in 2004 ingevoerde Europese Nabuurschapsbeleid vallen, onmogelijk maken. Over dit punt laat de Europese Commissie echter geen ruimte voor misverstanden: “Alle maatregelen die worden genomen om de menselijke gezondheid of het milieu te beschermen, moeten zo min mogelijk handelsbeperkend zijn”. Daarom “moeten alle mogelijke opties worden geëvalueerd op hun verenigbaarheid met de verplichtingen van de WTO (Wereldhandelsorganisatie, red.)” .
Dit weerhoudt dezelfde instelling er niet van om in 2023, in het kader van een nieuwe wet op bodemtoezicht, toe te geven dat fosfaatmeststoffen de belangrijkste oorzaak zijn van de verontreiniging van landbouwgrond in Europa, dat voor een groot aantal Europeanen de voedselgerelateerde blootstelling aan cadmium meer dan twee keer de als toelaatbaar beschouwde drempel overschrijdt , en dat zelfs nu de voedselveiligheidsautoriteiten moeite hebben om veilige maximale niveaus van cadmiumconcentratie in levensmiddelen te implementeren zonder de levering van essentiële voedingsmiddelen voor de gezondheid (fruit en groenten, granen,... ) onnodig te beperken.
Intensieve teelt. Almería – Andalusië (Spanje)
Uranium: een over het hoofd gezien probleem
Cadmium is niet het enige element dat de aandacht van de Europese Commissie had moeten trekken. Verschillende Europese studies, waaronder een uitgevoerd door drie Belgische onderzoekers – Benoit Bergen, Mieke Verbeeck en Erik Smolders – hebben de ophoping van uranium in landbouwgronden door langdurig gebruik van fosfaatmeststoffen aan het licht gebracht . Hun onderzoek onderstreept de noodzaak om meer aandacht te besteden aan de ophoping van dit element in de bodem, de opname in de voedselketen en de afvloeiing naar watermassa's. In feite komt bijna 80% van het uranium in fosfaatgesteente terecht in het fosforzuur en de meststoffen die in de landbouw worden gebruikt.
Het is belangrijk op te merken dat dit geen nieuwe zorg is, aangezien de Commissie van de Europese Gemeenschap reeds in 1980 schreef: “Het terugwinnen van uranium uit fosforzuur zou de uraniumvoorziening aanzienlijk verhogen en tegelijkertijd een bron van radioactieve besmetting door verwerkingsafval en meststoffen elimineren.” Zo gingen bedrijven zoals Umipray — voor 100% eigendom van Prayon — in Engis, en Fertiberia in Huelva vanaf 1980 installaties voor de recuperatie van uranium opzetten voor nucleaire doeleinden. Deze installaties werden eind jaren 90 gesloten wegens gebrek aan rentabiliteit

Biocide gebruikt om de grond te wassen vóór bemesting. Almería – Andalusië (Spanje)

Voedingsreservoir voor gewassen in een landbouwcomplex. El Ejido – Andalusië (Spanje)
In 2012 diende de Duitse burger Thomas Lück een petitie in bij het Europees Parlement om aandacht te vestigen op de urgentie van het beperken van het uraniumgehalte in meststoffen. Hij waarschuwde: “Uranium hoopt zich op in de bodem tot het punt waarop drinkwater ongeschikt kan worden voor consumptie. Om een dergelijke ramp te voorkomen, is het noodzakelijk om een grenswaarde voor kunstmest in te voeren.” De Commissie voor verzoekschriften verklaarde de petitie ontvankelijk en kondigde aan de kwestie te onderzoeken tijdens de volgende herziening van de regelgeving rond meststoffen .
Deze herziening vond plaats in 2019, maar er werd geen besluit genomen over uranium. Volgens een rapport dat in 2021 door de Europese Commissie werd uitbesteed aan het bedrijf Arcadis “is het nog onduidelijk of de uraniumgehalten in meststoffen die zijn afgeleid van sedimentair fosfaatgesteente een risico vormen voor de volksgezondheid of het milieu”. Niettemin beveelt de studie aan om de mogelijke ophoping van uranium in landbouwgrond en de risico’s op lange termijn te evalueren.
Alleen de Duitse Commissie voor Bodembescherming lijkt te pleiten voor een grenswaarde van 50 milligram uranium per kilogram P₂O₅ (fosfaatmeststof). Ondertussen mat een Oostenrijkse vereniging hoge uraniumgehalten (tussen 82 en 387,5 milligram uranium per kilogram fosfaat) in acht van de achttien geteste meststoffen .

Gemeentewerkers ruimen groene algen op in de lagune van de Mar Menor. Murcia (Spanje)
Algen en verstikking
In Spanje strijdt Pedro Luengo, een bioloog die actief is bij de organisatie Ecologistas en Acción, tegen de landbouwvervuiling in de regio Murcia en in het bijzonder de lagune van Mar Menor. “De intensieve landbouw blijft voedingsstoffen in het aquatische ecosysteem brengen, wat leidt tot vermesting”, legt hij uit. Rondom de lagune liggen de landbouwgronden, onderverdeeld in lange voren, braak na de oogst. Bij zware regenval en overstromingen spoelt de bodem, rijk aan meststoffen, de Mar Menor in. Stikstof en fosfaat uit die weggespoelde grond bevorderen daar de groei van algen, waterplanten of cyanobacteriën, die geleidelijk het hele ecosysteem verstikken .
Ondanks de vele wetenschappelijke waarschuwingen, ziet de bevolking pas echt de ernst van het probleem in in 2019 en 2021, wanneer tonnen gestikte vis dood aan het wateroppervlak drijven. “Van de ene dag op de andere hadden we groen water. Vervolgens braken de algen af en werd het water giftig, zonder zuurstof. Tientallen vissen, krabben en garnalen stierven”, herinnert Pedro zich.
Volgens het Spaans Oceanografisch Instituut hebben overstromingen in september 2019 tussen de 35 en 60 ton nitraten, 25 tot 45 ton ammonium en meer dan 100 ton fosfaten van de velden in de lagune gebracht, wat de algengroei versnelde. Sindsdien besteden de lokale autoriteiten elk jaar meerdere weken aan het opruimen van de door algen overwoekerde baai.

Ulva lactuca, ook bekend als zeesla. Hillion – Bretagne (Frankrijk)
“”
We weten al twintig jaar dat er een overschot aan meststoffen is.
Pedro Luengo
Murcia (Spanje)

Verzameling van groene algen op het strand van Grandville. Hillion – Bretagne (Frankrijk)
Dit is geen geïsoleerd fenomeen. Van China tot Bretagne, langs de Oostzee en de Golf van Mexico, stikken tal van aquatische ecosystemen door toedoen van meststoffen. In 2019 identificeerde het Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (IPBES) meer dan 400 “dode zones” in de oceanen wereldwijd, met een oppervlakte van 245.000 vierkante kilometer.
Aan de basis van deze vernietiging liggen meststoffen die van landbouwgrond naar de kust worden gespoeld, naast 300 tot 400 miljoen ton zware metalen, oplosmiddelen, giftig slib en ander industrieel afval. “We weten al twintig jaar dat er een overschot aan meststoffen is”, zegt Pedro Luengo. “Maar zelfs na het erkennen van het probleem, blijven we ze produceren en verspreiden.”
In Frankrijk zijn meer dan 140 locaties in Bretagne getroffen. Sommige stranden worden regelmatig voor het publiek gesloten vanwege de giftigheid van rottende algen die op de stranden aanspoelen. Annie Le Gilloux en Gilles Monsillon, twee activisten van het collectief Halte aux Marées Vertes, waarschuwen: “We moeten groene algen zien als alarmen. De gassen, het cadmium… Het is allemaal onzichtbaar. Algen maken een systemisch probleem zichtbaar.”